door Francine Behnen e.a.
Het gonst in Nederland. Leermiddelen. Analoge, papieren- of folio-middelen. Digitale leermiddelen. Gratis boeken. Gratis digitale materialen. Zelf materialen maken. Uitwisselen. Metadatering. Scorm. Wikiwijs. Web 2.0, of 3.0. Uitgevers. Aanbestedingsprocedures schoolboeken. Subsidies om integraal leermiddelen-beleid op te stellen. Zijn educatieve applicaties leermiddelen? Is een elektronische leeromgeving een leermiddel of een voorziening? Wat een brij!
Laten we even bij het begin beginnen paint program for free. Leermiddelen zijn en blijven hulpmiddelen bij het onderwijs. Het doel van onderwijs is dat leerlingen zich kennis en vaardigheden eigen maken waarmee ze, na afronding van het onderwijs, zelfstandig een beroep kunnen uitoefenen of een functie kunnen bekleden. Onderwijs ontstaat door effectieve interactie en communicatie over de leerstof. Een docent kan dit naar eigen inzicht vormgeven.
Wim Veen en Fieke Roozen (2006) zeggen hierover:
Wat betekenen deze stellingen voor de activiteiten die we met onze leerlingen in het onderwijs uitvoeren? En welke rol spelen leermiddelen daarbij? Lukt het in de praktijk om een goed onderwijsontwerp te maken en uit te voeren? Ondersteunen de gebruikte leermiddelen de beoogde leeractiviteiten van de leerlingen? Of werken docenten meestal andersom: de gebruikte leermiddelen dwingen de leeractiviteiten bij leerlingen én docenten af (en maken minder oplettende docenten tot slaaf van de gekozen methode).
Als we uitgaan van bovenstaande stelling 2, hoe effectief is dan het maken van vragen uit een al dan niet digitaal werkboek ark ragnarok herunterladen? Uitgaande van stelling 3, hoe zinvol is het dan nog om leerboeken te gebruiken als je weet dat er over vrijwel ieder schoolonderwerp een enorm rijke bron van gratis informatie op internet te vinden is?
En kijk eens goed naar stelling 4. Impliciet wijst Wim Veen erop dat het digitaal maken van lesmethodes, wat veel uitgevers nu doen, geen enkele toegevoegde waarde van ICT in het onderwijs biedt. Ook Gerard Westhoff (2008) komt, vanuit onderzoek naar de werking van hersenen in relatie tot leren, tot de conclusie dat het onderwijs zoveel mogelijk reuring zou moeten veroorzaken in het werkgeheugen van leerlingen. Intensief communiceren over de te leren stof draagt daaraan bij. Intensief communiceren kan mondeling in de klas, maar ook virtueel. Voor leerlingen is het heel normaal om een mondelinge discussie later virtueel te vervolgen, om bij de eerstvolgende fysieke ontmoeting de virtuele discussie weer mondeling voort te zetten.
Stelling 4 betekent nogal wat met betrekking tot het gebruik van leermiddelen. Een heleboel leermiddelen, zowel folio als digitaal, die we nu in het onderwijs gebruiken kunnen maar beter de deur uit. Veel leermiddelen veroorzaken immers weinig tot geen reuring in het werkgeheugen van leerlingen. Ze zijn er vooral op gericht de informatie opslag te verplaatsen van papier/scherm naar de hersenen. Deze, soms incomplete, cerebraal opgeslagen informatie is nog beslist geen kennis.
Echte kennis uit zich in zichtbaar gedrag en vaardigheden. Het ontwerpen van communicatie-intensieve leersituaties waarin ware kennis tot uiting komt, impliceert dat docenten veel meer zelf het heft in handen terugnemen en veel ‘losser’ komen van de bestaande methoden. Docenten zullen daarbij leermiddelen blijven gebruiken ter ondersteuning. Dat kunnen boeken zijn, zorgvuldig geselecteerde digitale leermiddelen van uitgevers of collega’s en beschikbare informatie op internet, al of niet ontsloten via de elektronische leeromgeving. Bij het zoeken naar waardevolle informatie op internet kunnen leerlingen zeer behulpzaam zijn. Het samen zoeken van betrouwbare informatie is in zichzelf al een zeer zinvolle leeractiviteit. Zeker als de docent de door leerlingen gevonden informatie op een zinvolle manier gebruikt bij de beoogde leerprocessen.
Maar er is nog veel meer: simulaties, applets, communicatie-projecten met leerlingen uit andere landen zoals de learning-circles van Bob Hofman, portfoliosystemen waarin bedrijven intensiever samenwerken met de school en de leerlingen, zoals bij het project Lifelab, educatieve games en dergelijke. Uitgevers kunnen een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs leveren door zich veel meer te richten op het maken van simulaties, applets en games die los van een methode inzetbaar zijn.
We kunnen niet in de toekomst kijken, maar vermoedelijk is het digitaliseren van methodes (de platgeslagen boeken) bestaand uit het stramien van praatje, plaatje, vraagje, een doodlopende weg. Ook groepen die samen content ontwikkelen en uitwisselen zoals bij de onderwijsvernieuwingscoöperatie of digilessenvo.nl moeten alert blijven. Het samen ontwikkelen krijgt een meerwaarde als de materialen actieve communicatie en interactie in de leerpraktijk ondersteunen. Dat is heel wat anders dan het maken van praatje, plaatje, vraagje maar dan digitaal.
Door de reuring die er nu in onze hersenen is met betrekking tot leermiddelen, komt het kritisch beschouwen van leermiddelengebruik in een stroomversnelling.
Docenten hadden nog nooit zoveel keus aan leermiddelen.
Beste collega’s, doe er de juiste dingen mee!
Francine Behnen
voorzitter ICT-expertiseteam en docent biologie/ANW CVO Zuid-West Fryslân, Sneek en daarnaast ICT-coordinator, begeleider van de interne ontwikkel- en onderzoeksgroep en docent ANW. Francine voltooide in 2001 de afstands Masters opleiding Telematics Applications in Education and Training (tegenwoordig CIMA) aan de Universiteut Twente en richt zich sindsdien op het in de praktijk ontwikkelen van voortgezet onderwijs met ICT. De stevige theoretische ondergrond en een actieve onderwijspraktijk vormen de inhoudelijk basis van de pagina’s webdidactiek.kennisnet.nl en de workshops die zij regelmatig verzorgt.
m.m.v.
Hans Delemarre is docent scheikunde en ICT-coördinator op CSG Bogerman in Sneek. Hij heeft onderzoek gedaan naar beperkende factoren in de afgelopen jaren van groei van ICT in het onderwijs. Hij experimenteert actief met werkvormen in het onderwijs waarbij ICT een belangrijke ondersteunende rol heeft buiten de lessen om. Hans hoopt in september te kunnen starten met de deeltijd Masteropleiding Leren en Innoveren om als coördinator naast inzet van voorzieningen meer verdieping te zoeken in onderwijsontwikkeling.
Michiel Dissel is docent biologie aan ORS Lek en Linge te Culemborg en daarnaast onderwijskundig adviseur bij TeleTOP e-learning, Enschede. Michiel onderzocht tijdens zijn studie onderwijskunde de effectiviteit van een elo. Uitkomst was dat een electronische leeromgeving een vorm van onderwijs mogelijk maakt waarbij de leerling zelf veel moet doen en waarbij de docent door de overzichtelijkheid makkelijker een coachende rol kan realiseren. Michiel past deze manier van werken toe in zijn eigen lespraktijk. Deze praktijkervaring vormt de basis van zijn advieswerk.
Saskia Tuenter is biologie docent aan het Dollard College in Winschoten en geeft in opdracht van het SLO vorm aan een module vanuit de concept-context benadering. Saskia maakt intensief gebruik van de electronische leeromgeving in haar lespraktijk en stimuleert collega’s dit ook te doen. In haar vorige baan op Lek en Linge in Culemborg heeft ze een actieve rol gespeeld bij de implementatie van diverse ict-toepassingen op de school. Vanwege de interesse in onderwijsontwikkeling start ze volgend schooljaar met een master onderwijswetenschappen aan de OU.